Ondernemers met een huurpand zullen schrikken van de verhoging die hen staat te wachten op de huurprijs. Dit terwijl velen nog niet hersteld zijn van de (financiële) gevolgen van de coronacrisis.
Wat is er aan de hand?
Voor de meeste huurovereenkomsten voor bedrijfspanden geldt dat er jaarlijks een verhoging plaatsvindt middels indexering, de inflatie, berekend door het CBS.
Soms wordt uitgegaan van een jaargemiddelde van deze zogenoemde consumentenprijsindex (CPI). Dat is in dit geval gunstig omdat de prijzen alleen de laatste maanden enorm zijn toegenomen.
Meestal is echter een ‘maand-CPI’ van toepassing. Dit staat namelijk in het veel door verhuurders gebruikte model algemene bepalingen van de ROZ (Raad voor Onroerende Zaken, een platform van verhuurders). Het verhogingspercentage is dan het indexcijfer van de maand die vier maanden vóór de wijziging van de huurprijs ligt. Stel: de huurverhoging moet ingaan op 1 mei 2022. Dan geldt het indexcijfer van januari en wordt de huurder getrakteerd op een verhoging van de huurprijs van maar liefst 6,4 procent. Dit terwijl het normaal rond de 1 à 1,5 procent is.
Woningen
Huurders van woningen zijn wettelijk beschermd tegen al te grote stijgingen (vrije sector: 3,3 procent maximaal vanaf 1 januari, sociale huur geen verhoging tot 1 juli). Helaas geldt dit dus niet voor bedrijfspanden. Huurders die de komende maanden een verhoging krijgen, zijn dus de klos. Het advies is om met de verhuurder te overleggen over de aanpassing. Misschien kan deze ook de lijn volgen van de overheid voor huur van woningen?
Werkt de verhuurder niet mee, dan is er nog één uitweg: een gang naar de rechter. De Hoge Raad ziet het niet kunnen betalen van de gehele huur vanwege corona als onvoorziene omstandigheid.